het TheaterFestival

Programma ‘24

Juryrapport 2024

 

Theater op zelfonderzoek

Doorgaans spelen acteurs personages. Afgelopen seizoen zagen we verrassend veel personages die acteurs bleken: acteurs op auditie, acteurs in repetitie, acteurs in de loge of zelfs gewoon in een voorstelling waarin dan van alles ontspoort of scènes telkens weer moeten worden overgedaan. Grappig, zeker. Soms zelfs heerlijk exuberant. Maar ergens ook een beetje treurig. Verrassend vaak bleken die gespeelde spelers neurotische gevallen met veel twijfels, al dan niet getiranniseerd door een toxische of net getormenteerde regisseur die het ook niet meer weet. Gek toch? Elektra Unbound van Luanda Casella bij NTGent, Diarree is mijn lievelingskleur van Theater Artemis en Studio Julian Hetzel, Opening Night van De HOE én nog zoveel andere voorstellingen tussen mei 2023 en april 2024: ze trokken met sardonisch genoegen de coulissen open. Wat zegt het over het theater dat het zichzelf zo ironisch te kijk zet als een wereldje vol misbruik, eenzaamheid, bewijsdrift? Wat is er met het theater aan de hand dat het zo vaak de metafoor wordt van zichzelf?

Het antwoord is niet eenduidig. Het lijkt alvast geen zelfingenomenheid te zijn, ook geen gebrek aan verhaal over de wereld buiten het theater. Al dat metatheater van afgelopen seizoen lijkt meer een signaal van vormen die ten gronde veranderen. Dat was ooit de stelling van de Duitse literatuurwetenschapper Manfred Schmeling in zijn boek Métathéâtre et intertexte (1982): tijden met veel theater over theater wijzen op een transformatie in de kern van het medium. Ergens tussen wat was en wat nog moet komen, keert het theater zich tot zichzelf om daar zijn eigen uitgangspunten en bestaansredenen te onderzoeken. Waar ging het ons weer om? Wat moet theater zijn? In zulke tijden is er veel onduidelijkheid, veel spanning, veel zelfreflectie. Is het dat wat we afgelopen seizoen zagen? En wat zou die transformatie vandaag dan precies inhouden? Van waar naar waar gaat de slinger? 

Nogmaals, het antwoord is niet eenduidig. Maar je hebt wel sterk het gevoel dat theater meer en meer performance wordt. Een voorstelling als Zusje! van Johnny Mus, die op scène met twee acteurs en heel wat kleurrijke personages een verzonnen verhaal uitbeeldt van a tot z (de definitie van klassiek toneel, zeg maar), wordt steeds meer de uitzondering. ‘Gewoon een goed stuk’, dat met een klare narratieve boog uitloopt op een inhoudelijke en emotionele openbaring, dat voelt vandaag bijna als een anachronisme. Als iets ‘van vroeger’. De nieuwe standaard – natuurlijk helemaal niet nieuw, maar wel als standaard – is dat spelers op scène zichzelf zijn of lijken, in een opeenvolging van losse ‘momenten’ die een gedeelde ‘toestand’ creëren met het publiek. De fundamentele verbeeldingsafstand van theater – wat we op scène zien, beeldt iets anders uit – wordt steeds kleiner. What you see is what you get.

[lees meer in het volledige juryrapport]